Mike

 Rango had geen moment te verliezen. Een snelle blik vertelde hem dat er twaalf rechercheurs het koffiehuis waren binnen gekomen, te veel voor een directe confrontatie. Een scheerbeurt zoals hij Petre had uitgedeeld was uitgesloten. In zijn hoofd ging Rango snel al zijn opties langs. Zijn lange jaren tussen de rechercheurs wierpen nu hun vruchten af. Hij had zoveel informatie die hij van zijn voormalige collega’s had vergaard over de jaren, er moest iets tussen zitten wat hij kon gebruiken. Na enkele ogenblikken kwam het tot hem. Er zat maar één ding op.
 Met een razendsnelle beweging haalde Rango zijn lunch uit zijn binnenzak. Hij stapte naar Petre en sneed met zijn scheermes in een rechte haal een opening in het plastic zakje. “Achteruit!” Riep Rango, “Als ik een beweging zie krijgt hij het te verduren!” Deze opmerking werd beantwoord met geschrokken blikken. Iedereen op het bureau wist van Petres tarwe allergie. Met slechts enkele kruimels zou Rango de bewusteloze man om zeep kunnen helpen. Hij hoopte dat het daar niet toe zou komen.
 De verwarde gasten van het koffiehuis barstten los in rumoerig gefluister. Hoewel de rechercheurs Rango scherp in de gaten hielden, verroerden ze geen vin zo lang zijn broodje vlak boven Petres geborstelde neus hing. Met zijn geïmproviseerde wapen in zijn rechterhand, probeerde Rango zijn oude compagnon met zijn linkerarm omhoog te hijsen. In een minder dan vlotte beweging kon hij de zwaarlijvige man net overeind krijgen.
 Stapvoets begaf hij zich richting de achterdeur van het koffiehuis, zijn ogen nog steeds strak gericht op zijn voormalige collegas. Een van de rechercheurs was langzaam naar voren aan het schuifelen. “Ik geef nog één laatste waarschuwing,” zei Rango, “als ik iemand zie bewegen krijgt hij mijn broodje gezond!” Rango had inmiddels een flinke afstand afgelegd en was slechts enkele stappen van de deur verwijderd. Zo gauw hij zich buiten zou bevond was de rest van zijn ontsnapping een eitje. De smalle straten achter het koffiehuis waren praktisch een doolhof.
 “Hij mag niet wegkomen met de snorharen!” Een van de rechercheurs stapte vastberaden op hem af. Er zat niks anders op. Rango liet zijn corpulente vriend onmiddellijk los en rende de deur uit. Zachtjes vervloekte hij zich voor zijn zwakte. De rechercheurs kenden hem natuurlijk ook. Ze hadden zijn bluf herkend voor het was voordat hij dat zelf deed. Rango schoot de straten op, zijn achtervolger op zijn hielen. De man was duidelijk sneller dan hij was.
 Zonder verdere opties wierp hij wanhopig zijn enige projectiel over zijn schouder. In een glorieuze combinatie van competentie en geluk landde de zwaar beboterde tarwebol recht voor de voeten van zijn achtervolger. Deze gleed met een onsierlijke boog achteruit op zijn rug, waar hij een paar kostbare seconden bleef liggen. Dit gaf Rango precies genoeg tijd om een van de vele zijstraten in te glippen.
 Rango wist dat, hoewel het grootste deel van zijn ontsnapping voorbij was, hij niet blind weg kon blijven rennen. Hij had een adres nodig om te schuilen totdat het voornaamste deel van de opwinding over was. Gelukkig had hij nog een contact hier in de buurt. Zijn oude collega’s zouden dit adres niet aan hem kunnen koppelen. Hij schoot nog een paar zijstraten in en enkele bochten later stond hij hijgend voor het grote ouderwetse huis. Hij bonkte tweemaal hard op de massieve deur, hopende dat Gerda thuis was.
 En dat ze nog bereid zou zijn hem binnen te laten.