Die avond kwam een oude vriend spontaan langs. Het was nog niet zo laat toen hij mij berichtte, maar tegen de tijd dat hij aanbelde, was de wijn goed genoeg gekoeld. Tijd om boodschappen te doen had ik niet. Martin zal genoegen moeten doen met een zakje ongezouten pinda’s – die zijn sowieso gezonder, 't schijnt.
Een tiental jaar geleden maakten we weleens wandelingen door de stad. Tussen colleges door was het gemakkelijkste, maar tegen de avond was het wel interessanter. Al pratende bekeken we etalages met iets teveel stof op uitgestalde waren, duiven die kampten met overgewicht en honden die op hun baasjes lijken (in niet-letterlijke zin). Het is gemakkelijk zomaar te treffen als je aan dezelfde universiteit studeert: je voelt je meer verbonden. Het voelt vrijblijvender.
De bel klonk nog een keer. Ditmaal verzandde ik niet verder in mijn oeverloze nostalgie, maar stond ik op uit mijn donkerrode fauteuil en spoedde ik me richting de voordeur. Martin zag er goed uit voor zijn doen. Daar wil ik verder niets mee zeggen overigens.
‘Hi Sander!’
‘Martin! Kom verder.’
Na de gebruikelijke informaliteiten en vanzelfsprekend de aanrijking van een
halfvol wijnglas (‘Staat jouw wijn altijd in de koelkast??’ ‘Nee, ik had hem in de vriezer gelegd’) kwam de aanleiding van zijn bezoek ter sprake. Lonneke, een gemeenschappelijke vriendin uit de universi-tijd en sedert lange tijd het onderwerp van bijzondere aandacht van Martin, had blijk gegeven van een toenemende onverschillige houding jegens hem, iets wat zijn gevoelige maar koppige hart maar moeilijk kon verdragen. Vanaf het puntje van GRÖNLID – de fauteuil – luisterde ik met medeleven wat hem was overkomen een paar avonden geleden. Martin had getracht Lonneke uit te vragen, wat aanvankelijk lukte onder het valse voorwendsel ‘’als vrienden iets te drinken’’, maar dit kon hij zelf moeilijk volhouden. Aan het einde van de avond had hij gevraagd of hij haar naar huis kon brengen (als je snapt wat ik bedoel), maar ze zei: ‘Ik vind het wel prima zo’ en was omgekeerd voordat Martin de onderliggende lading kon bevatten. Beide zijn relatief traag van begrip. Ik probeerde hem uit te leggen dat, hoewel het heel nobel is om als vrienden iets te gaan drinken, hij voor hemzelf duidelijk moet maken hoe hij zich een romantische relatie voorstelt zonder haar medeweten of instemming.
Instemming… Martin knikte wel instemmend, wat voor mij een duidelijk teken was dat hij niet luisterde. Ik dacht bij mijzelf dat de kans groot was dat Lonneke binnenkort met haar eigen verhaal bij mij komt. Het werkt niet in Martins voordeel dat Lonneke niet het type persoon is dat een romantisch geïnteresseerde van mijlenver ziet aankomen. Bovendien kunnen er allerlei redenen zijn waarom Lonneke reageert zoals ze doet. Het begin van mijn relatie met Renske een paar jaar geleden, inmiddels mijn vrouw, ging ook niet al te soepel. In het begin was ze koud, gemeen zelfs, maar na een paar maanden toonde ze een veel warmere kant.
In mijn laatste poging iets zinnigs te zeggen, adviseerde ik hem alles niet persoonlijk te nemen (werkt altijd) en in alle eerlijkheid een keer met haar te praten (werkt niet altijd). Martin knikte ditmaal niet, maar keek omlaag. Ik kon zijn ogen niet zien, maar ik voelde dat hij begreep wat ik bedoelde.
Het tweede glas. Ik kon merken dat het eerste glas hielp bij het luchten van Martins hart. Bovendien werd hij meer ontspannen, hoewel hij voor een paar seconden staarde naar de vloer tussen ons. Een paar flinke opgedroogde rodewijnspetters. Martin verbrak zijn blik, wat voor ons de aanleiding was om van gespreksonderwerp te veranderen: ditmaal was het aan mij om te vertellen hoe het was. Martin lanceerde een aantal vragen naar onder andere mijn werk en Renske, maar ik vatte het kort voor hem samen:
‘Ik denk al een tijdje aan een sabbatical, ik wil een jaartje wat anders doen’
‘Krijg je geen voldoening meer uit je werk?’
‘Nee, dat is het niet. Ik bedoel Renske: het botert de laatste tijd helemaal niet. Een paar dagen geleden is ze ‘’voor een lang weekend’’ naar haar moeder gegaan.’
Martin was voor een moment sprakeloos. Misschien uit medeleven. In ieder geval zag hij mij, vroeger althans, als een mentor: als besto friendo zelfs. In dat licht is de realisatie dat zelfs ik problemen heb met mijn eigen relatie lastig voor hem te bevatten.
‘Het begon een paar maanden geleden. Ik kwam zonder bericht laat thuis van werk en ze stond me op te wachten met gekruiste armen. Ik vroeg wat er was, maar ze antwoorde ’ALSOF JE DAT ZELF NIET WEET’. Daar schrok ik wel van...’
‘Wat was er dan?’ vroeg Martin aarzelend.
‘Weet niet… voor een paar dagen sprak ze niet meer inhoudelijk met me. En in de maanden erna bleven zulke voorvallen voorkomen. Iedere keer nam ze aan dat ik haar opzettelijk een groot onrecht aandeed. De ene keer wanneer ik mijn bord niet leegat, een andere keer toen ik ging in mijn eentje in het bos wandelen, of zelfs toen ze haar eigen spullen was kwijtgeraakt. En altijd een disproportioneel grote en offensieve reactie.’
‘Dat lijkt op jaloezie?’
‘Maar waarom? En zo uit het niets?’
‘Wat gebeurde er toen Renske vertrok?’, vroeg Martin verder.
‘Ik zei tegen haar dat dit zo niet langer kon doorgaan, stil te zwijgen wat er tussen ons is maar vervolgens ook zo uit je slof te schieten. Natuurlijk had ik het voorzichter en subtieler verwoord dan dit… maar ze schrok, werd boos en gooide haar nauwelijks gevulde wijnglas op de grond tussen ons hier…’
De bel ging weer, maar ditmaal gepaard met intens en regelmatig gebonk. Verbaasd en licht geschrokken verliet ik GRÖNLID en haastte ik me naar de voordeur, met Martin enkele stappen achter mij.
‘SANDER! WAT HEB JE MET RENSKE GEDAAN?!’ krijste Lonneke toen ik de deur opendeed. Vervolgens sloeg de deur in mijn gezicht en moest ik een paar stappen terugzetten. Lonneke, verbaasd om Martin bij mij te zien, deinsde even terug, maar stapte door en pakte me bij mijn schouders. Op een minder hysterische toon vervolgde ze:
‘Renske heeft mij álles verteld van afgelopen maanden, hoe je haar spullen kwijtmaakte, met andere vrouwen afsprak, dat je het op haar gemunt had, alles. Vertel me, waar is ze nu?’
Ik keek naar de geschrokken gezichten van Lonneke en Martin en besefte dat er iets grondig mis was…