Max

Het team van rechercheurs bestond voornamelijk uit vrouwen. Slim, want zij waren immers niet afhankelijk van gezichtshaar voor hun functioneren. Dat betekende wel dat het voor Rango lastiger was om de situatie naar zijn hand te zetten, aangezien er niets te scheren viel. De rechercheurs leken echter nog niet op de hoogte te zijn van Rango’s aanwezigheid. Ze vormden een normaal team dat naar dit soort zaken werd gestuurd. Rango herkende enkele barbiers onder hen. Zij mochten het forensisch spel spelen met het lijk. Als Rango ze niet te voor was geweest. Hij trok vlug zijn overjas weer aan, liet de envelop met de walrussnorharen van de filosoof in zijn binnenzak glijden, en klopte er even op ter bevestiging.
  De gasten van het koffiehuis dijden uiteen om ruimte te maken. Hoewel de rechercheurs Rango hiervoor ook al konden zien, leek het alsof ze hem nu pas echt zagen staan.
  Een vrouw wiens riem verzwaard werd met enkele dreigende doch dichtgeklapte scheermessen keek Rango recht in de ogen aan.
  Natuurlijk was zij het.
  “Dat is de voortvluchtige Rango,” schreeuwde de vrouw met de scheermessen terwijl ze van de kale bovenlip van de filosoof terugkeek naar Rango, “arresteer hem onmiddellijk! Hij heeft bewijsmateriaal ontvreemd.”
  Rango bleef niet langer wachten. Hij draaide zich om en zette het op een rennen.
  Via de keuken kon hij bij de dienstuitgang komen. Als het goed was.
  Achter hem kwamen ook de rechercheurs in beweging. Hoewel hij een voorsprong genoot, zouden ze hem vlug inhalen. Rango wurmde zich door het publiek van hulpeloos welvarende lieden heen.
  Hij was te traag. Een jonge vrouw wierp zich tegen hem aan in een poging hem te stoppen. Ze rolden beide over de houten planken. Met een krak van het hout en de heupen van Rango botsten ze tegen een tafel.
  Zijn belager was gevrijwaard van een noodlottig scheren, dus Rango viel terug op een klassiekere methode.
  Hij stootte zijn knie met volle kracht tegen de kaak van de vrouw aan. Rango krabbelde vlug onder het teruggeslagen lichaam vandaan en knakte haast zijn knieën door op te springen en verder te rennen. Bruusk schoof hij gordijnen aan de kant en schoot hij door vrijgekomen opening een kamer binnen.
  Het was nagenoeg compleet donker. Om hem heen stonden vele rekken en kasten waar donkere hopen op rustten. Hij was in de rijskamer beland en hij stond te midden van een hele bakkerij aan brooddeeg.
  Dit was niet goed. Hij zat opgesloten. Binnen enkele ogenblikken zou ook deze kamer volstromen met rechercheurs.
  Rango griste de envelop met de kostbare haren uit zijn binnenzak. Met zijn scheermes maakte hij een snede in een van de broden die hier lagen te rijzen. Hij vouwde de envelop dubbel en propte hem tussen de twee kleverige deeglagen.
  Hij had het brood nog maar net dichtgekneed toen het gordijn weer wapperde en er samen met de lichtstralen ook enkele rechercheurs binnen kwamen.
  Rango zag geen uitweg. De duisternis om hem heen was nog even zijn dekmantel, totdat de ogen van de rechercheurs zich hadden gewend. Hij sloop geruisloos naar de andere kant van de ruimte en vond tot zijn verbazing een klein deurtje.
  Hij kwam uit in de bakkerij die aan de andere kant van het koffiehuis zat. Discreet schoof hij achter de toonbank vandaan en liep door de rinkelende deur naar buiten. De rechercheurs kon hij nu wel kwijtraken. Rango liep een pad van kronkelwegen totdat hij zelf nauwelijks meer wist waar hij was.
  Morgen zou hij zichzelf eens trakteren op een vers brood en een pot koffie. Rango glimlachte een bescheiden, voldane lach.