Davy

Jun 27, 2022

Op een zonnige maandagmiddag zit Pieter thuis te werken achter zijn laptop. Hij bereidt een presentatie voor die hij de volgende dag moet geven. Normaal is hij teruggetrokken en behoudt hij liefst enige fysieke afstand van zijn medemens. Hij voelt zich comfortabeler in wat hij de ‘Pieter-zone’ is gaan noemen. Maar morgen bestaat die zone niet. Pieter is al drieënhalf jaar aan het toewerken naar een promotie. De presentatie van morgen kan daar een grote stap in zijn. Hij weet hoe zeer een aantal van zijn collega’s gesteld zijn op fysiek contact. Morgen gaat Pieter doen wat nodig is. Praatjes maken, handen geven, zelfs knuffelen. Hij gaat iedereen bespelen waarvan hij denkt dat ze zijn promotie kunnen bespoedigen. Dit wordt zijn moment.
  Na een paar uur van hardop teksten van slides oplezen, zichzelf voor de spiegel aankijken als hij de woorden herhaalt en zijn vriendin die enigszins ongerust kwam vragen of alles nog wel goed gaat, is het tijd voor pauze. Zoals iedere middag wandelt hij een rondje om huis. Vaak is de wandeling zorgeloos. Een moment om je gedachten tot rust te brengen. De buurt is bekend, hij wandelt er immers dagelijks. Ook de mensen in de buurt kent Pieter van gezicht. En omgekeerd. Men weet dat ze Pieter haast iedere dag rond dezelfde tijd voorbij kunnen zien kunnen lopen. In dat opzicht heeft hij iets overgenomen van Immanuel Kant, die erom bekend stond iedere dag stipt op tijd hetzelfde rondje te wandelen, en waar Pieter al jaren door gefascineerd is.
  Tijdens de wandeling vandaag gebeurt er iets opmerkelijks. Terwijl Pieter de hoek omloopt ziet hij een onbekende vrouw staan met een hamer in haar hand. Pieter loopt, met een rilling over zijn rug en een onbehaaglijk gevoel, de vrouw voorbij zonder haar aan te kijken. Terwijl Pieter hoopt dat hij zijn vertrouwde rondje verder kan voorzetten als gebruikelijk, merkt hij dat de vrouw achter hem aan is gaan lopen. Het geluid van haar hakken die om de beurt neerstrijken op de grond is rustig en gelijkmatig. Ze lijkt geen haast te hebben. Zou het dan toch niets met Pieter te maken hebben?
  Hij vervolgt zijn route. Linksaf, de Meerkoetstraat in. De ecologische winkel waar hij regelmatig boodschappen doet, blijkt gesloten vanwege verbouwing. Het gebouw staat in de steigers, terwijl hij er gisteren nog binnen is geweest! Hij weet zeker dat er geen briefje hing om een verbouwing aan te kondigen. Hoe hebben ze het gebouw zo snel in de steigers gezet? En hoe kan het dat ze geen bericht hebben gegeven?
  Onder het borende, schreeuwende en hamerende geluid van de verbouwing schrikt Pieter plots. Hij was zo in gedachten verzonken door de verbouwing dat hij de vrouw achter hem was vergeten. Hij hoort geen tikkende hakken meer achter zich en kijkt om. Ze is weg. Opgelucht haalt Pieter adem.
  Hij slaat nog eens linksaf, ditmaal richting het Klaverpark. Als hij langs het water loopt hoort hij afwisselend het kwaken van de eenden en van de kikkers. Dan wordt alles donker. De zon verdwijnt achter donkergrijze wolken. Pieter kijkt achter zich en ziet nog in een flits hoe de onbekende vrouw hem met de hamer recht in het gezicht raakt. Hij schrikt wakker. Verward begint hij te beseffen dat hij aan het dromen was. Hij ziet hoe een collega met zijn hand Pieter tegen het hoofd tikt om hem wakker te maken. Pieter kijkt om zich heen en schrikt nogmaals als doordringt wat er gebeurd is.
  Het is geen maandag meer, maar dinsdag. Pieter is in slaap gevallen vlak voor hij zijn grote presentatie zou geven. Hij heeft de hele nacht niet kunnen slapen van de zenuwen en dat haalt hij nu onbedoeld in. Zijn baas is woedend: “Je weet toch hoe belangrijk deze presentatie is, Pieter? Hoe kun je dit nu maken, op zo’n moment?!”. Pieter wordt rood, zijn hersenen lijken kortsluiting te maken en hij kraamt stotterend iets uit wat op woorden moet lijken. Hoe redt hij zich uit deze situatie?