Jens Peter

Een tl-buis flikkerde aan en uit boven het hoofd van David. Zijn schrijf- en leeswerk werden al sedert tweeënhalve week continu begeleid door het dwangmatige aan- en uitspringen van de gasontladingsbuis. Hij had er twee maal een nieuwe lamp ingedraaid, maar dat had het probleem niet verholpen. Herhaaldelijke verzoeken aan de afdeling Huisvesting om de armatuur te komen vervangen bleven tot dusver eveneens onbeantwoord. Het maakte zijn kantoor tot een nog ongeordender oord dan anderszins het geval was geweest. Enorme stapels paperassen ontsierden zijn bureau, de archiefkast die ernaast stond en ten slotte de luttele vierkante meters vloerbedekking die niet voor meubilair gereserveerd waren. Een prikbord voor zijn neus hing vol met foto’s, nieuwsberichten, ijverig gepende notities en memo’s aan zichzelf. Wie de papiermand onder zijn bureau doorspitte, zou daar nog een veelvoud aan vergeelde post-its ontdekken, nu een keer volledig, dan weer in tientallen stukken verscheurd. Een lege koffiemok stond verloren op de grond.
  Met een finale zucht die zijn lichamelijke uitputting verried drukte David op de entertoets. Een pop-up op het beeldscherm liet hem weten dat het bericht succesvol verzonden was. Nu was het wachten op de reactie van de hoofdredacteur. Aantijgingen van corruptie werden altijd met de grootste voorzichtigheid behandeld. Zijn artikel was al twee keer afgewezen. Onvoldoende onderbouwd, was het antwoord geweest. Een wrang gevoel voor humor maakte zich van hem meester, terwijl zijn bruinleren jas aanschoot. Als het artikel ten derden zou worden afgewezen, dan zat de redactie misschien wel in het complot. David schakelde de computer uit. De ingebouwde ventilator leefde nog een laatste keer op, deed er toen het zwijgen toe. No video input, gaf zijn door vergeeld plastic omhulde elektronenkanon aan. In een tijd dat lcd-displays reeds op hun retour waren, vervangen door nieuwere en zuinigere ledbeeldschermen, hechtte David nog erg aan zijn anachronistische beeldbuis. Zich er een laatste keer van vergewissend dat hij alles had afgesloten, drukte David op de lichtschakelaar en trok de deur achter zich in het slot.
  Op de achtste verdieping van zijn kantoorgebouw was alles stil. Twee in de haast vergeten bureaulampen verlichtten zijn pad naar de liften. Een grote varen, de meest recente poging om de kale kantooromgeving van wat natuur te voorzien, hield hem gezelschap terwijl hij op de lift wachtte.
  “You are now on floor 1” sprak een krakende luidspreker. De liftdeuren schoven geruisloos open en David zette voet op het marmer dat de vloer en muren van de begane grond sierde. Op de weg naar buiten groette hij nog snel de nachtportier en stapte naar buiten. De wind had gedurende de dag aan kracht gewonnen en blies genadeloos over het lege plein voor het hoofdkantoor van het Dagelijks Dagblad. In de wandelgangen had hij de weerredactie eerder vandaag horen spreken over een aanstaand code oranje, zich er niet van bewust zelf in het midden ervan te geraken.
Juist op dat moment begon het te hagelen. Om zijn onoplettendheid nog eens kracht bij te zetten, dacht David. Zich schrap zettend tegen de wind die zijn gezicht belaagde met ijsprojectielen, begon hij aan een eindeloze halve kilometer richting de bushalte.

Door al het natuurgeweld om hem heen hoorde hij het busje niet totdat het vlak voor zijn neus de stoep opschoot en met gierende banden remde. De zijdeur van de bus schoot open en twee in zwart gehulde mannen sprongen op hem toe. Een zak werd hardhandig over zijn hoofd getrokken en een korte poging zich te verzetten leverde hem direct twee stompen in de maag op. Zijn belagers gaven hem niet de kans om kermend van de pijn op de stoeltegels ineen te zakken, maar trokken hem ruw het busje in.
  “Wat gebeur…”
  Een klap in het gezicht was afdoende antwoord. Hij bleef bewegingsloos liggen op de harde vloer van het busje. De wereld bestond uit pijn en herrie. Hagelstenen. Gezicht. Motorgeluid. Buik.
  Zijn belagers naast hem en tegenover hem. Een Oost-Europees accent: “Zhurnalista.” En even later: “Triada.”
  Meer verstond hij niet, maar het was genoeg. Dit was geen ordinaire straatroof of ontvoering. Ze wisten van zijn artikel.